Sociaal klimaatbeleid
Beeld je eens in: Een stad waar iedereen kan genieten van groene stroom, een stad met gratis openbaar vervoer, een stad waar iedereen hun huis kan renoveren. Een stad die niet bijdraagt aan de opwarming van de aarde. Een stad met propere lucht en met ruimte om te wonen, te leven en te werken. We zijn ervan overtuigd: In Leuven kunnen we dit voor elkaar krijgen. Op voorwaarde dat het stadsbestuur het heft zelf in handen neemt en de transitie niet langer overlaat aan de grillen van de markt. Door als stad zelf duurzame energie op te wekken voor alle inwoners. Door iedereen de kans te geven om hun woning te renoveren. Door samen de groene revolutie te maken, zonder iemand achter te laten. Zo zorgen we voor een klimaatneutrale stad op mensenmaat.
Visie
Meer achtergrondinformatie
De PVDA wil voluit de ambitieuze keuze maken voor de omslag naar een klimaatneutrale stad. Leuven wordt een stad van de toekomst, waar het gezond leven en werken is. Een stad die niet langer bijdraagt aan de opwarming van het klimaat. Deze omslag doen we op een sociaal rechtvaardige manier: als we echt verandering willen brengen, dan moet iedereen mee.
Het stadsbestuur is in woorden heel ambitieus om van Leuven een klimaatneutrale stad te maken. Dat is in scherpe tegenstelling met wat er effectief gebeurt. In 2017 won Leuven ook al een prijs: de Green Leaf Award, voor haar plannen om de stad te verduurzamen. Maar tegelijkertijd daalde de uitstoot van CO2 nauwelijks. De stad, die zelf aankondigde ambitieuzer te willen zijn, haalt momenteel de Europese doelstellingen niet. Leuven is kampioen in mooie woorden, in prijzen opstrijken voor geplande projecten. Maar wij kijken naar wat er ook effectief gebeurt. Vroeger werd de voortgang strak gemonitord op de website van Leuven 2030, maar die grafieken zijn verdwenen. Als we vragen naar tussendoelstellingen, krijgen we vage antwoorden. Tijdens een klimaatdebat zei schepen Dessers zelf: “Waar staan we vandaag? Gaat het snel genoeg? Neen. We hebben tussen 2011 en 2020 in Leuven de CO2-uitstoot verminderd met 8 procent. Het had 20 procent moeten zijn.” Falen is geen ramp, maar dan moet je wel toegeven dat je faalt. En uitzoeken waarom je hebt gefaald. Anders zal je dezelfde fouten blijven herhalen.
Wat wij willen
Eén. Alle Leuvense huizen isoleren
- Wij introduceren het renovatierecht: stad Leuven zorgt ervoor dat élke Leuvenaar zijn kan renoveren. We schieten renovatiewerken voor. Mensen betalen dat af met de besparing op hun energiefactuur.
- Voor wie een maandelijkse terugbetaling niet aankan, versterkt het Leuvens rollend renovatiefonds een renovatietoelage. Later, bij verkoop van de woning, komt de toelage terug naar het fonds om opnieuw andere mensen te helpen.
- We brengen de isolatiestand van huizenblokken in kaart. We renoveren wijk per wijk, straat per straat. Dat levert collectiviteitswinsten op. De eerste renovaties gebeuren niet bij wie het kan betalen, maar waar de nood het hoogst is.
Meer achtergrondinformatie
60 procent van de uitstoot in Leuven wordt veroorzaakt door energieverbruik van gebouwen. Onze huizen en appartementen zijn vaak verouderd en slecht geïsoleerd. De energie vliegt letterlijk door ramen en deuren naar buiten. Dit moet dus in de eerste plaats worden aangepakt. Maar de logica van het stadsbestuur zit fout. Individuen worden aangemoedigd om hun huis te renoveren via premies. Het stadsbestuur geeft bovenop de Vlaamse premies, ook Leuvense premies, en via energieloketten wordt de weg gewezen in het kluwen van alle bestaande premies. Maar het probleem is dat de helft van de eigenaars financieel niet in staat is om zijn huis te renoveren. In Leuven is die groep mogelijk nog groter. Mensen kochten met hun laatste spaarcenten een peperdure, slecht geïsoleerde Leuvense woningen en hebben nadien niet voldoende middelen om de nodige renovatie- en isolatiewerken te doen. Of ze huren, en hebben over het isoleren van die woning helemaal niets te zeggen. Zij kunnen het niet voorschieten en nadien de premie opstrijken. Premies komen dus enkel ten goede aan wie het toch al kon betalen. Er worden geen extra huizen door geïsoleerd. Het geld gaat naar wie het toch al zou doen. Ondanks de beloftes voor een sociaal klimaatbeleid vallen diegenen die het zich niet kunnen permitteren uit de boot.
Om de doelstelling van 55 procent CO2-reductie tegen 2030 te halen, zouden tegen dan bijna 10.000 gebouwen moeten worden gerenoveerd. Aan dit tempo halen we dat niet. Daarom willen wij die individuele logica omdraaien naar een collectieve. We richten net zoals in Duitsland een openbare bank op die zélf de renovatiewerken kan voorschieten. We gaan dan planmatig aan het werk: wijk per wijk, straat per straat, isoleren we de huizen en openbare gebouwen. Zo moet maar één aannemer per wijk gevonden worden, moeten de werfkosten maar één keer betaald worden, verliezen de bouwvakkers geen tijd door van de ene werf naar de andere te rijden en is er maar één keer overlast voor de bewoners. Daarbij kunnen nog andere collectiviteitswinsten geboekt worden, omdat groepsaankopen voor bouwmaterialen mogelijk zijn. Op bepaalde plaatsen kunnen tegelijkertijd warmtenetten worden geïntegreerd zodat de hele wijk kan genieten van de restwarmte geproduceerd in de omliggende industrie.
De eerste renovaties gebeuren niet bij wie het kan betalen, maar waar de nood het hoogst is. Met warmtescans van de daken en muren brengen we samen met de gemeenten de isolatiestand van de huizen op hun grondgebied in kaart. De slechtst geïsoleerde buurten zijn het eerst aan de beurt.
Zodra de werken zijn uitgevoerd, daalt natuurlijk de energiefactuur van de gezinnen. Die besparing wordt gedeeltelijk gebruikt als afbetaling van de werken aan de openbare bank. Wat nog overblijft, ontvangen de gezinnen als besparing op hun energiefactuur. Win-win-win. Door de aflossing te koppelen aan de energiemeter, verandert de afbetaling mee van eigenaar wanneer de woning wordt verkocht of geërfd. Voor wie een maandelijkse terugbetaling niet aankan, versterkt het Leuvens rollend renovatiefonds een renovatietoelage. Later, bij verkoop van de woning, komt de toelage terug naar het fonds om opnieuw andere mensen te helpen. Zo gaan we van een individuele renovatieplicht, naar het recht op een gerenoveerde woning voor iedereen.
Via Vlaamse subsidies zullen de eerste projecten van collectieve renovatie worden gestart. Dat is een start, maar we hebben meer nodig. Waarom enkel een klein proefproject met Vlaams geld en geen grotere ambities? Wij blijven dus druk zetten zodat de collectieve logica voor komt op de individuele, en de grootste uitstoot in onze stad eindelijk aangepakt wordt.
Twee. Openbaar vervoer wordt de meest logische keuze
- Zie programma mobiliteit
Meer achtergrondinformatie
25 procent van de CO2-uitstoot in Leuven is toe te schrijven aan mobiliteit. Dé beste manier om dat aan te pakken, is volledig inzetten op openbaar vervoer. Zie hiervoor het programma ‘mobiele stad’.
Drie. Investeren in hernieuwbare energie
- We richten een regionaal energiebedrijf op in Leuven en de omringende regio, met inspraak en controle van de bevolking om vriendjespolitiek tegen te gaan. Het Brabants Energiebedrijf (BEB) is een openbaar energiebedrijf van ons allemaal dat investeert in energiebesparing en honderd procent hernieuwbare energie aan betaalbare prijzen garandeert.
- BEB breidt de bestaande riothermieprojecten uit en gebruikt de warmte van de riolering om energie op te wekken.
- BEB beheert het Leuvense warmtenet en geen private partner. De restwarmte van de industrie zorgt voor warmte in de Leuvense wijken. De verschillende wijken in Leuven worden aangesloten op een warmtenet of een koudenet.
- BEB werkt een ambitieus zonneplan uit. Op alle stadsdaken die volgens de zonnekaart interessant zijn worden zonnepanelen geïnstalleerd, dit zowel op de daken van publieke gebouwen, van bedrijven, als op de daken van particulieren.
- Wie 1000 handtekeningen van bewoners uit de regio verzamelt, kan een punt op de agenda van de raad van bestuur van BEB zetten. De leden van de raad van bestuur zijn afzetbaar door de bevolking.
Meer achtergrondinformatie
We richten een openbaar regionaal energiebedrijf (BEB) op. Een energiebedrijf van ons allemaal met drie doelenstellingen: een goede dienstverlening met betaalbare energieprijzen, de productie van 100 procent hernieuwbare energie en volop inzetten op energiebesparing. De omschakeling naar hernieuwbare energie zal niet van de energiemultinationals komen die in de eerste plaats bezig zijn met het maken van winsten. Wat we van hen kunnen verwachten is maximaal grijze stroom: In plaats van zelf te investeren in windmolens, zonnepanelen of biogascentrales kopen Belgische leveranciers groene etiketten. Door BEB op te richten, kunnen we wél echt gaan voor duurzame energie. We schakelen de verstikkende winstlogica van de energiesector gewoon uit. Kopenhagen, Stuttgart en München doen het ons al voor. Hun stadsenergiebedrijven produceren duurzame stroom aan betaalbare prijzen. We betrekken de omliggende regio om meer mogelijkheden te creëren om hernieuwbare energie op te wekken. Willen we onze energie 100 procent lokaal produceren dan hebben we de ruimte nodig die de omliggende regio kan bieden. Leuven moet hierin de voortrekkersrol spelen.
Door onze druk, is het stadsbestuur nu (opnieuw in woorden) van plan een stedelijk energiebedrijf op te richten. Dat is een belangrijke stap. Maar de invulling van dit energiebedrijf is nog zeer onduidelijk. Wij waken erop dat het geen holle doos wordt. Een publiek energiebedrijf kan zelf de sociale voorwaarden bepalen en de opgewekte energie toegankelijk maken voor alle Leuvenaars. Want als we echt verandering willen brengen, kunnen we ons niet permitteren om enkel te rekenen op wie zelf genoeg geld heeft, dan moet iedereen mee.
Via een zonneplan bepalen we welke huizen, terreinen, bedrijven en openbare gebouwen interessant zijn om zonnepanelen te plaatsen. BEB investeert en plaatst zelf de zonnepanelen op de daken. De energie wordt daarna verdeeld over de regio.
We gebruiken in Leuven reeds de warmte van ons rioleringsnetwerk om energie op te wekken. 92 sociale woningen in de Monseigneur Van Waeyenberghlaan zijn aangesloten op riothermie. We willen dit uitbreiden naar andere wijken in Leuven en op grote schaal onze riolering gebruiken om energie op te wekken. BEB werkt aan de omvorming van ons energienet, zodat het de distributie van stroom uit de nieuwe duurzame bronnen aan kan.
Het energiebedrijf investeert ook verder in het stedelijk warmtenet. Hierbij wordt de restwarmte van de industrie niet geloosd, maar gebruikt om de warmtevraag elders op te vangen. In Leuven is er al op één plaats een warmtenet uitgebouwd: in de regio van AB Inbev wordt de restwarmte van de biergigant en van Ecowerf gebruikt om de nieuwe wijken in de vaart te verwarmen. Aan de Vaart werd een proefproject gestart, maar in plaats van hiervoor samen te werken met Fluvius, werd gekozen voor een private speler: ‘Kelvin Solutions’. Internationaal zien we dat dit niet werkt. In Denemarken zijn alle warmtenetten publiek. Nederland heeft lange tijd haar warmtenetten overgelaten aan de vrije markt, maar is daar op moeten terugkomen omdat de projecten faalden. Nederland besliste al haar warmetenetten terug te nationaliseren. Wij stelden op de gemeenteraad voor dat Fluvius de warmtenetten zou beheren, zodat de winstlogica het succes van dat warmtenet niet in de weg staat. Zodat we niet over 5 jaar budget moeten vrijmaken om het warmtenet toch terug in eigen handen te nemen zoals in Nederland gebeurd is. We weten ondertussen hoe dat werkt, een private speler gaat overkop, de samenleving draagt dan de kosten, de aandeelhouders krijgen wel hun winst. Onbegrijpelijk dat schepen David Dessers (Groen) blijft vasthouden aan de privé om dit te realiseren.
Het (publieke) warmtenet kan worden aangevuld met een koudenet. Dat bestaat nu al in het Janseniushof. Hierbij wordt grondwater van op 70 meter diepte naar boven gepompt. Het water kan worden gebruikt om huizen te verwarmen, maar ook om ze af te koelen tijdens de warme zomers. We breiden dit systeem uit naar de andere wijken in Leuven. We maken gebruik van warmte-krachtkoppeling bij zowel het warmte- als het koudenet om buiten warmte ook elektriciteit te kunnen opwekken.
Een andere sleutel van een openbaar energiebedrijf is de inspraak van de bevolking, die eindelijk zeggenschap krijgt over haar eigen energie. We willen geen ondoorzichtig beslissingsorgaan, maar een echt burgerbedrijf dat verantwoording aflegt aan de Leuvenaars en bewoners van de omliggende regio. Daarom moeten werknemers van het bedrijf en burgers elk één derde van de raad van bestuur verkiezen. Alle vergaderingen moeten publiek zijn, en de mogelijkheid moet bestaan om punten op de agenda te laten plaatsen.
Door de verschillende dragers van energie, de energienetten zelf en de energiebesparing in één publiek bedrijf samen te bundelen, openen we de weg naar een efficiënt groen energiebeleid. Want integratie is de sleutel om de soms grillige productie van groene energie te kunnen stroomlijnen – dat leren de groene steden in Duitsland en Denemarken ons.
Al sinds de liberalisering van de energiemarkt zijn de prijzen fors toegenomen. We herinneren ons allemaal de energiecrisis:plots was energie vijf of zelfs tien keer zo duur, terwijl de reële productiekosten van elektriciteit of gas niet stegen. Multinationals zoals Engie maken woekerwinsten dankzij afgeschreven kerncentrales, en lobbyen ondertussen om de transitie naar groene stroom tegen te houden. Wanneer de regering subsidies uitkeert voor groene energie vloeien de winsten vooral terug naar de grote multinationals. Die leggen namelijk zonnepanelenparken aan als een soort financiële belegging. De subsidies worden intussen doorgerekend aan de belastingbetaler en de consument via bijvoorbeeld de (intussen vernietigde) Turteltaks of het steeds hogere prosumententarief. De consument moet zo opdraaien voor de winstvoet van de allerrijksten. Ook de stijging van de distributienettarieven en de heffingen waren een belangrijke factor in de stijgende prijzen. Ondertussen maken die kosten ongeveer twee derde van de prijs uit. Hier hebben steden en gemeenten heel wat in de pap te brokken: de raden van bestuur van Eandis, Elia, Fluxys, en Infrax worden bemand door politici die uit de gemeenten afgevaardigd worden. In plaats van in te zetten op moderne infrastructuur of de prijzen te doen dalen, eisen ze daar als aandeelhouders vooral zoveel mogelijk dividenden.
Een openbaar energiebedrijf zal ons in staat stellen om onze ambitie om te zetten in realiteit. Een plan waarmee we klimaatneutraal kunnen worden. We laten in onze groene revolutie geen enkele Leuvenaar uit de boot vallen en maken hiervan een project van alle Leuvenaars.
Vier. Groene en leefbare stad
- Elke wijk en deelgemeente in Leuven verdient een groene oase. Het is belangrijk de bestaande groene oases goed te onderhouden en te kijken hoe de kleinste nog verder kunnen worden uitgebreid. Ontspanning en een plaats voor de jeugd moeten worden geïntegreerd in deze plannen.
- Er komt geen nieuwe Bruulparking bis.
- In elke wijk komt een kringwinkel die ook herstel- en deeldiensten (onder andere van gereedschap) organiseert. Elke wijk krijgt een hergebruik-, reparatie- en deelpunt.
- Er komen meer vuilnisbakken op drukbezochte plaatsen zoals buurtparken. Voorzie vuilnisbakken bij alle bushaltes, waar mogelijk met sorteeropties.
Meer achtergrondinformatie
Natuur en groen is rustgevend, tempert het geraas van het verkeer, vangt luchtvervuiling op en zorgt voor koelte in de zomer. Bomen en planten zijn essentieel in een gezonde leefomgeving. Ze zouden een basisrecht moeten zijn voor elke stadsbewoner. Willen we een voor iedereen leefbare stedelijke omgeving, dan hebben we een globale visie nodig. Een visie met een evenwicht tussen private, bebouwde ruimte en gemeenschappelijke open en groene ruimte. Een visie met respect voor biodiversiteit en waardevolle natuurgebieden.
Stadsruimte die vrijkomt, wordt maar al te dikwijls zonder enige inspraak toevertrouwd aan bouwpromotoren en projectontwikkelaars. Die poten er grote woon- en kantooreenheden neer met veel te weinig open en groene ruimte. Wij vinden niet dat groen mag verdwijnen voor de winsten van een bouwpromotor. De stad mag het inrichten van de publieke ruimtes niet meer overlaten aan projectontwikkelaars. We evolueren op die manier naar een stad waar de rijksten recht krijgen op groen en de rest het moet stellen met grijs beton.
Leuven telt in haar binnenstad al verschillende parken met het stadspark, het Bruulpark en ook het Sluispark als grootste voorbeelden. Buiten het centrum is er het park van Arenberg, het park rond de abdij van Park of het Wijgmaalbroek. Deze groene oases vormen een belangrijke buffer voor het opnemen van CO2 en vormen een plaats waar mensen tot rust kunnen komen. Deze groene zones moeten goed worden onderhouden. Binnen deze visie is het dus ongehoord om een parking gedeeltelijk onder het park de Bruul te bouwen, waarvoor een deel van de bomen moeten wijken. Die grote bomen zijn cruciaal zijn voor de opname van CO2. De parking is bovendien overbodig, aangezien de randparkings in Leuven nu al vaak leeg staan. Zo’n parking brengt bovendien meer verkeer en meer fijn stof met zich mee in het centrum, dat is totaal in tegenstelling met de plannen om klimaatneutraal te worden. De geraamde kost van de parking is 30 miljoen euro, wat neerkomt op 10 jaar gratis openbaar vervoer in Leuven. Wij weten alvast waar we voor kiezen. Wij blijven dus onze steun verlenen aan het protest van het Bruul Comité.
Zo zorgen we voor propere lucht in een aangename stad en wapenen we ons ook tegen de gevolgen van het opwarmende klimaat. Groen en begroeiing zorgen namelijk voor afkoeling. Dat is nodig want boven het asfalt en beton lopen in de zomer de temperaturen sneller op. Een begroeide bodem kan ook regenwater doorlaten en even vasthouden, zodat onze rioleringen minder water te slikken krijgen bij stortbuien.
Om afval te vermijden, richten we stedelijke herstelateliers op waar we gebruiksvoorwerpen, kledingstukken en meubels laten herstellen om ze te hergebruiken. Is herstel onmogelijk, dan is er nog de optie van demontage om zo veel mogelijk bruikbaar materiaal te recupereren. We ondersteunen initiatieven als ruil- en tweedehandswinkels waar afgedankte spullen een tweede leven krijgen.
Om afval te vermijden op publieke plaatsen zijn er meer vuilbakken nodig. Elke 150 meter moet een vuilnisbak krijgen gecombineerd met bomen of een fietsenparking. We passen de stad op die manier aan aan de noden van voetgangers en fietsen. Mensen gaan ook sneller geneigd zijn om afval in vuilnisbakken te deponeren wanneer er meer vuilnisbakken voorhanden zijn.