Leuven breekt nog maar eens pijnlijk alle records en is met een gemiddelde huizenprijs van net iets meer dan 400.000 euro nog steeds de duurste centrumstad van Vlaanderen. Terwijl de Groen-fractie tijdens de verkiezingen nog strijdbaar was, lijkt die ambitie nu opgeborgen: “we kunnen als stad helaas niet op tegen de losgeslagen markt” zegt Lies Corneillie, schepen van wonen. De stad moet wél de ambitie hebben om de woningmarkt te veroveren. Dat niet doen is een keuze.
De schepen verwijst naar een aantal toffe projecten die de stad de laatste jaren op poten heeft gezet zoals CLT (community land trust) en het uitdelen van huurpremies. Leuke ideeën kan ik alleen maar aanmoedigen, meer van dat! Maar het mag niet daarbij blijven. Want deze voorstellen zullen inderdaad niet kunnen opboksen tegen de losgeslagen markt, daarin geef ik Corneillie gelijk.
De Weense woonwals: leren van goede voorbeelden
Dat het anders kan bewijst een stad als Wenen. Wenen telt vandaag ongeveer 1,8 miljoen inwoners, zowat even veel als Brussel en Antwerpen samen. Met 220.000 eigen gemeentewoningen is Wenen de grootste huisbaas in Europa. Daarnaast plant, organiseert en controleert de stad nog eens 200.000 geförderte (gesubsidieerde) private woningen, via subsidies aan huisvestingsmaatschappijen en projecten. Een belangrijk gevolg is dat de prijs voor de gehele woonmarkt laag wordt gehouden.
De stad veroveren, dat kan ook in Leuven
Een eerste gebrek aan ambitie vanuit het bestuur zie ik in de onderhandelingen met grote projectontwikkelaars. Leuven wordt volgebouwd met heel wat prestigeprojecten. Dat weet ondertussen het kleinste kind. Voor zo’n project tot stand komt, moeten er allerhande ‘convenanten’ afgesproken worden, ook over betaalbaar wonen. Het is Carl Devlies, schepen van ruimtelijk beleid en onroerend erfgoed, die die afspraken maakt met grote projectontwikkelaars. De enige vraag die nu aan projectontwikkelaars wordt gesteld is om 10% van het grote project in te kleden als sociale woning. Dat gebeurt dan meestal ook. Maar waarom stelt de stad geen strengere eisen? Voor meer sociale woningen? Voor ook betaalbare woningen? Toen ik daarover tussenkwam op de gemeenteraad van september rond het project Burenberg, kon schepen Devlies enkel stellen dat hij van zichzelf vond ‘goed onderhandeld’ te hebben want er komen een paar sociale woningen bij. Nuja, als je zelf de minimale 10% sociale woningen (die overigens vanuit Europa worden opgelegd) ‘goed onderhandelen’ vindt. We kunnen moeilijk verwachten dat grote projectontwikkelaars, die in de eerste plaats zoveel mogelijk winst willen maken, méér doen dan wat opgelegd wordt door de stad.
Een tweede gebrek aan ambitie zien we in de geplande aantallen sociale woningen. Het stadsbestuur pakt uit met het feit dat er tegen 2025 618 nieuwe sociale woningen bijkomen. Ik wil dat cijfer toch even kaderen. 618 is het absolute minimum dat door Vlaanderen wordt bepaald in het BSO (bindend sociaal objectief) en het is zelfs geen nieuw cijfer. Het vorige bestuur was ook al van plan het BSO te halen. 618, dat wil zeggen dat Leuven binnen 5 jaar aan 8,5% sociale woningen zit, en dus nog altijd onder het gemiddelde van Vlaamse centrumsteden in 2016 scoort. Genk, Gent en Antwerpen scoorden procentueel gewijs in 2016 al beter dan wat Leuven in 2025 wil bereiken. Er staan geen 618, maar 5000 mensen op de wachtlijst voor een sociale woning. Dit stadsbestuur pakt uit met cijfers waar ze zich om moeten schamen en niet pronken.
Een derde gebrek aan ambitie zie ik in de weigering om zelf ambitieus heel wat woningen op te kopen als de mogelijkheid zich aandient. Het bestuur heeft de strijd aangebonden tegen huisjesmelker Appeltans, een goede zaak. Maar die strijd aangaan, zonder dan een plaats te voorzien voor de kwetsbare mensen die in die woningen woonden, heeft als gevolg dat zij hun toevlucht zoeken in een andere stad. In Leuven vinden zij immers geen betaalbare woning. Probleem opgelost? Leuven wordt nog maar eens een tikje elitairder. De stad had ook andere keuzes kunnen maken. Ze had de woningen van Appeltans kunnen opkopen en er betaalbare woningen van kunnen maken voor de meest kwetsbaren. Of ze had ‘t Wisselspoor, een project dat de stad zelf in handen heeft, kunnen gebruiken voor betaalbare en sociale woningen. Maar het eigen project wordt ingezet voor dure cohousingprojecten van 400.000 euro. Ohja, da’s maar de gemiddelde huizenprijs in Leuven blijkbaar. Als ik deze zaken opper, dan pareert het bestuur met de boodschap dat die woningen enorm duur zijn. Dat klopt. Op korte termijn is dat een enorme hap uit het budget. Dat was het ook voor Wenen, maar die keuze is wel gemaakt. Die keuze is ook geoorloofd voor een prioriteit als betaalbaar wonen. Op lange termijn levert het zelfs op.
6 keer meer ambitie voor de reputatie van de stad
De ambitie die de stad vertoont om zichzelf in de kijker te stellen is in schril contrast met de ambitie voor de grootste uitdaging van de laatste en de komende jaren: betaalbaar wonen. Er wordt 6 keer meer geïnvesteerd in de reputatie van Leuven dan in wonen. Een nieuw wetenschapspark hier, een peperduur zwembad aan de Vaartkom daar, een bijkomende dure autoparking en een stadsmarketeer die betaald wordt om Leuven in de kijker te zetten.
Tot slot nog dit, de klaagzang van de N-VA over de onroerende voorheffing is symbolisch. Wat ons betreft mag die inderdaad lager, zeker voor mensen met maar 1 woning. Maar ook dat zal de wooncrisis in onze stad niet oplossen of zelfs maar verminderen. De woningmarkt veroveren in het voordeel van de gewone Leuvenaars, dat moeten we van een partij als N-VA niet verwachten. Als het stadsbestuur het geweer van schouder wil veranderen en opnieuw de ambitie toont om de woningmarkt te veroveren, kan ze in ons alleszins een partner vinden.