Ongeveer 15 procent van de wereldbevolking gaat met een beperking door het leven. Auditieve, visuele, motorische of verstandelijke beperkingen zijn een keiharde realiteit voor meer dan een miljard mensen. We maken van Leuven een toegankelijke stad, waar alle inwoners en bezoekers gelijkwaardig en onafhankelijk toegang hebben tot de gebouwen, de openbare ruimte, de dienstverlening en de communicatie. Iedereen kan er goed, gemakkelijk en betaalbaar wonen, leren, werken, dagelijkse activiteiten uitvoeren, zich verplaatsen en ontspannen. Ook de inwoners en bezoekers met een beperking. Dat is de geest van het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap. België ratificeerde dat verdrag in 2009. Het pleit ervoor dat personen met een beperking volledig en gelijkwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving.
De PVDA kiest voor een inclusieve stad: een stad waar iedereen de kans krijgt op een goed, menswaardig leven. Willen we dat ook bieden aan Leuvenaars met een beperking, dan zijn daar inspanningen voor nodig.
Het internationaal Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH) erkent de noodzaak om de mensenrechten van alle personen met een beperking te bevorderen en te beschermen. Het beleid van onze stad moet daaraan beantwoorden. Een beperking wordt een handicap door een onaangepaste omgeving. Concrete aanpassingen kunnen in specifieke situaties nodig zijn om obstakels weg te werken zodat personen met een beperking ook kunnen deelnemen aan een activiteit, de arbeidsmarkt, een scholing, of ook kunnen genieten van een dienst.
Toegankelijkheid van de volledige omgeving, van vervoer, van informatie en communicatie en van voorzieningen of aangeboden diensten is een recht voor alle personen met een beperking, welke dan ook. Onder een integraal toegankelijke publieke ruimte verstaan we een publieke ruimte die iedereen moet kunnen bereiken, betreden, gebruiken en begrijpen op een gelijkwaardige en zelfstandige manier. Dat lijkt een vanzelfsprekendheid, maar in de praktijk zien we dat mensen met een beperking nog op veel hindernissen stoten.
Aanpassingen aan de publieke omgeving komen niet alleen personen met een beperking ten goede. Ook mensen die zich om allerlei redenen minder goed kunnen verplaatsen omwille van bijvoorbeeld een kwetsuur, het dragen van boodschappen of het duwen van een kinderwagen worden beperkt in hun bewegingsvrijheid. Degelijke stoepen en veilige oversteekplaatsen zijn voor iedereen een goede zaak! En voor veel oudere mensen is het een groot voordeel om in gemakkelijk begrijpbare taal te communiceren. Een integraal toegankelijke publieke ruimte vormt de sleutel tot een volwaardige maatschappelijke integratie en participatie van iedereen en getuigt van respect voor mensen.
Eén. Toegankelijke stadsgebouwen
De toegankelijkheid van administratieve gebouwen, scholen, sport- en culturele infrastructuur moet vanuit de toegankelijkheid voor mensen met een beperking ingevuld worden. Deze bekommernis moet er zijn van bij de start van ieder project. Aanpassen achteraf is moeilijker, minder efficiënt en duurder.
Twee. Toegankelijke openbare ruimte
Ook de openbare weg blijft voor velen een (soms letterlijke) valkuil: slecht onderhouden stoepen, moeilijke oversteekplaatsen, onoverkomelijke hinder aan bouwwerven.
Er is onvoldoende toezicht op de naleving van de regelgeving zoals bij het plaatsen van terrassen op publiek terrein, bij bouwwerven waar het voetpad wordt gebruikt, bij de aanleg van geveltuintjes, bij rode brievenbussen van bpost enzovoort. De wettelijke bepalingen zijn er, maar er is te weinig controle en zo nodig verbalisatie bij overtredingen. Zo blijven hindernissen op voetpaden en pleinen bestaan.
Drie. Dienstverlening
Dienstverlening en bijstand aan mensen met een beperking vereist kennis en vaardigheid om hen op een correcte manier te helpen. Geduld en tijd zijn daarbij essentieel. Dat veronderstelt voldoende personeel met de nodige tijd en vaardigheden om deze diensten te verlenen.
Wij willen dat mensen met een beperking meer actief worden opgezocht en geïnformeerd over de bestaande dienstverlening. Zij hebben er dikwijls geen weet van of durven er soms geen beroep op doen.
Vier. Mobiliteit
Mobiliteit blijft voor veel mensen met een beperking moeilijk. Gebouwen kunnen dan al toegankelijk zijn, de mensen moeten er ook nog geraken. De toegang en het gebruik van het openbaar vervoer blijven pijnpunten: te hoge opstap, bereikbaarheid van de haltes… De Katholieke Vereniging Gehandicapten (KVG) schrijft: ‘83 procent van de bussen van De Lijn is toegankelijk. Toch kunnen maar heel weinig mensen met mobiliteitsproblemen gebruikmaken van het openbaar vervoer. Dat komt door de ontoegankelijkheid van de haltes: maar 10 procent van de haltes in Vlaanderen is toegankelijk.’ De vereniging roept op: ‘Het is de gemeente die verantwoordelijk is voor de haltes. Dus jij en je partij kunnen hier echt het verschil maken! In 2018 zijn er gemeenteraadsverkiezingen. Zet de toegankelijkheid van haltes in je gemeente op het partijprogramma en pas jaarlijks minstens één halte aan. Zo bouw je mee aan openbaar vervoer voor iedereen!’ Er zijn onvoldoende gereserveerde parkeermogelijkheden voor mensen met een beperking en ze worden dikwijls niet gerespecteerd. Daar is onvoldoende controle op. Dit moet veranderen.
Vijf. Aangepaste huisvesting
Heel wat mensen met een beperking bevinden zich in één van de volgende situaties: Ofwel hebben ze niet zelf kunnen kiezen waar ze wonen, ofwel hebben ze een woning die onvoldoende aangepast is. Voor mensen met een beperking is het heel moeilijk is om een deftige woonplaats te vinden. Jonge mensen in een rolstoel belanden op het einde van hun revalidatie in een rusthuis of bij hun ouders, terwijl velen van hen zeer graag zelfstandig willen wonen. Dit kan alleen als er voldoende aangepaste woningen zijn. De stad speelt hierin een cruciale rol. De PVDA wil dat de stad het recht op betaalbaar en kwaliteitsvol wonen garandeert voor al haar inwoners, dus ook voor mensen met een beperking.
Zes. Onderwijs en tewerkstelling
Kinderen met een beperking genieten nog altijd niet dezelfde kansen op degelijk onderwijs in hun eigen omgeving als kinderen zonder beperking. Jongeren met een beperking hebben de helft minder kans hoger onderwijs te volgen dan jongeren zonder beperking. Werkzoekenden met een beperking zijn niet alleen oververtegenwoordigd in de statistieken, een groot deel van hen is in die statistieken gewoonweg niet zichtbaar omdat ze niet officieel als werkzoekende geregistreerd zijn.
Vijf procent tewerkstelling in de stadsdiensten voor mensen met een beperking is een minimum, omdat vijftien procent van de bevolking met een beperking leeft. Met de nodige aanpassingen in uurroosters en werkposten is tewerkstelling vaak een haalbare kaart.