An Cloet heeft bijna tien jaar in het ziekenhuis gewerkt. “Het was de job van mijn leven. Niks mooier dan zorgen. Nooit heb ik mij zo nodig en energierijk gevoeld. En wat een collega’s!” Nu An thuis zit met een kapotte rug, schrijft ze over haar collega’s die ze zo mist. “Eindelijk krijgen ze de waardering die ze verdienen.”
Het was de job van mijn leven. Niks mooier dan zorgen. Nooit heb ik mij zo nodig en energierijk gevoeld. En wat een collega’s! Al was er ook een andere kant van de medaille. Het werk was zwaar, zowel fysiek als mentaal. De werkdruk was soms benauwend. Meer dan eens heb ik een collega zien crashen. Vaak heb ik mij afgevraagd: hoe houden wij dit vol? Waarom krijgen we niet meer handen rond dat bed?
Sinds ik thuis zit met een kapotte rug mis ik mijn collega’s. Tegelijk ben ik zo met hen begaan dat ik uitspraken en berichtjes van mensen die rond het bed werken ben beginnen opsparen.
Een kleine greep uit die uitspraken en berichtjes
- Ik ben zo boos. Wij gaan kapot. Ziet niemand dat?
- Na mijn serie heb ik vier dagen lang gehuild steeds met de gedachte: zo kan en wil ik niet langer werken.
- Mijn ervaring is dat, hoezeer ik ook aan alarmbellen trek, men mij alleen maar lastig vindt, mij in elk geval niet serieus neem.
- Het probleem is dat wij zorgers zijn. De politici weten dat wij, hoe slecht het ook gaat, nooit onze mensen in de steek laten.
- Beddenvervoer deden wij vroeger met zijn tweeën. Nu moeten we dat vaak alleen doen. Zwaar voor de rug en creepy. Want als er onderweg iets gebeurt, sta je er alleen voor.
- Iedereen die zich ziek belt, zegt hetzelfde: sorry, ik weet dat ik jullie in de shit zet. Omdat ze weten dat er vaak geen vervanging komt.
- Is er echt geen geld voor meer personeel? Waarom komt de directie dan niet mee betogen?
- Zo kan dit niet verder. Ik ben bang dat we fouten gaan maken.
- Die JCI [kwaliteitsnorm voor veilige en kwaliteitsvolle zorg | red.] wordt nog mijn dood. Zijn mijn patiënten niet belangrijker dan zo’n prestige-label? Ik heb geen tijd meer om naar hen te luisteren.
Dat was vóór corona. Dat waren zogenaamd normale tijden.
Vandaag zijn al mijn collega’s het beste van zichzelf aan het geven. Zonder klagen. Zonder paniek. Verantwoordelijk. Professioneel. Volgens de richtlijnen. Comme il faut. Zorgend gelijk nooit tevoren. Ondanks het gevaar dat ze lopen. Want risico’s horen bij hun beroep. Als het moet werken ze zich te pletter. Zij staan aan het front.
En raar maar waar: ik heb ze nog nooit zo fier gezien.
...eindelijk de erkenning die ze verdienen...
Eindelijk krijgen ze de waardering die ze verdienen. Eindelijk beseft iedereen dat ze broodnodig zijn, dat we niet zonder hen kunnen. Eindelijk krijgen ze publiek applaus. Eindelijk.
Tijdens een crisis helpt iedereen iedereen. Wij moeten hen steunen nu. Door dik en dun.
Maar laat het postcoronatijdperk er één worden van grote witte woede en strijd. Zodat er eindelijk eens naar deze helden en heldinnen geluisterd wordt. Zodat ze eindelijk de erkenning krijgen die ze verdienen. En niet met enkel een applaus. Wel met betere werkomstandigheden, minder overuren, minder druk, meer inspraak, meer vertrouwen en een faire verloning (ook voor de poetsvrouwen en – mannen en logistiek medewerkers). Maar vooral meer, veel meer handen rond het bed. Geen enkele maatregel kan de (nu al zeer hoge graad van) kwaliteit in de zorg sneller en beter verhogen.
Voor wie zorgt moeten we als maatschappij zorg dragen.